In de koude februarimaand van het jaar 1993 spoorde ik naar Amsterdam om er de mij onbekende Britse schrijver Peter Mayle te interviewen. Ik had enkele weken stage achter de rug bij het toenmalige UIT-Magazine en de eindredacteur stopte me op een maandag een boekje in handen: Eén jaar in de Provence, door Peter Mayle. ‘Je hebt een nacht om het te lezen. Morgen ga je naar Nederland.’
Ik verslond het boek nog voor het weer ochtend werd. Die Mayle leek me er eentje. Beroemd reclamemaker in Londen, vond het allemaal een beetje welletjes, die ratrace, dat gehos en gebots, die lelijke manieren in de advertentiesector, en besliste dan maar een huisje te kopen in Ménerbes, in het hart van de Luberon. Ik was eerder al in de Provence geweest, als kind, met mijn ouders naar de Gard en naar Saintes-Marie-de-la-Mer aan de Azurenkust waar ik pannenkoeken met Nutella verslond en moeder een Porter Brune dronk – ze sprak het uit als Portère, het duurde nog tot mijn vierentwintigste vooraleer ik begreep dat het om een type bier uit Londen ging, een Porter, donker en moutig.
Bus met Japanners
Mayle wachtte me op in een restaurant van een hotel. Ik weet niet meer welk hotel en ook niet welk restaurant. Ik weet wel dat ik gerookte zalm at met uisnippers en dat de uitgeverij betaalde. Ik was een jonge snaak, nog aan de studies, helemaal nog niet met m’n carrière bezig. Maar Peter Mayle, die grote Engelse reclameman, die in-de-dop-wereldberoemde schrijver sprak en handelde zo minzaam dat ik er een interview uit puurde dat ik bijna vijfentwintig jaar later nog steeds als een van mijn beste beschouw.
Door Peter Mayle kwam het dat vele Engelsen eerst met vakantie kwamen in die streek tussen Avignon en de Alpilles, en er later een eigendom kochten. Door Peter Mayle kwam het ook dat hele busladingen Japanners zich op de smalle wegen rond Lacoste en Roussillon begaven om al dat fraais met eigen ogen te aanschouwen. Dat wilde de schrijver niet, maar het was niet anders. Hij werd het slachtoffer van zijn eigen verdiende succes, en verhuisde in 1997 naar Long Island in de Verenigde Staten. Ik lees dat hij vandaag opnieuw in de Luberon woont, maar dan in Vaugines, nabij Lourmarin.
Huurwagen
Bijna een kwarteeuw na mijn literaire kennismaking met de Luberon, rijd ik van het station Avignon-TGV naar Ménerbes, waar ik bij Belvilla een vakantiewoning heb gehuurd. De wegen in de Luberon lenen zich uitstekend tot cruisen. Raampje open, een zuchtje mistral, zonnevlekken tussen het loof van platanen. Dit is een regio om met de auto te bezoeken. Ik zie veel Belgische nummerplaten, maar de combinatie TGV-huurwagen leek me de meest geschikte, zelfs als je de prijs tegenover de reiskwaliteit en de vermoeidheid afweegt. Avignon-Ménerbes is net geen uurtje langs kronkelige tweevakswegen, later ook een stuk langs de beroemde Route Nationale 7, met zijn bars-tabac, eeuwige rotondes, met een zeil overspannen tafeltjes waar men Charentaismeloen verkoopt, verse vijgen, platte perziken en innig in elkaar gestrengelde knoflook.
Voordelen van de vakantiewoning. Voor mama en papa: rust. Voor de kinderen: wifi en een zwembad. Tieners hoeven geen all inclusive. Die slapen liever lang, doen zich een kom granola en gaan dan zwemmen. En ik hoef niet bang te zijn van twee glazen pastis, of een fles Côtes du Luberon die ik samen met mijn partner soldaat maak terwijl de zomerzon achter de pijnbomen aan de horizon zakt. Dat is het vakantiegevoel. Uitstapjes? Kan allemaal. In de buurt liggen de heerlijke gehuchtjes Oppède-le-Vieux, Lacoste en Roussillon waar je tussen rotsen van oker en terracotta wandelt. En altijd die lavendelvelden, die eeuwige lavendel die danst op de cadans van de mistral.